Contact

Buitenlandse onderzoekers aan de slag in België

18/09/2024

Het onderzoek in Vlaanderen is de laatste 15 jaar steeds internationaler geworden. Maar waar komen deze onderzoekers vandaan en waar staan ze in het academische landschap?

+ De Vlaamse academische wereld wordt steeds internationaler en diverser. 
+ De groeiende groep internationale onderzoekers vooral bestaat uit Europeanen.
+ Hoe hoger men in de institutionele hiërarchie kijkt, hoe meer Belgisch het wordt
[Zie meer op de Academic Compass webpagina van het kernthema “Internationalisatie (FWO)]

Het aantal onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten neemt toe, ongeacht de nationaliteit [1]. Wanneer we echter kijken naar de financieringsdata van het FWO [2], zien we dat in 2010 nog 87% van alle gefinancierde aanvragers in Vlaanderen Belgische burgers waren, terwijl dit dertien jaar later, in 2023, is gedaald naar 63% (zie Figuur 1). Dit percentage neemt elk jaar verder af.* Ter vergelijking: in Nederland had volgens het Rathenau Instituut 52% van het academisch personeel de binnenlandse nationaliteit in 2023 [3].  De samenstelling van de groeiende groep internationale onderzoekers in Vlaanderen verdient daarom extra aandacht, waarbij minstens twee aspecten direct in het oog springen. 

Figuur 1. De verdeling van de nationaliteiten van aanvragers van FWO-financiering van wie de projecten werden gefinancierd, variërend van PhD- en Postdoc-beurzen tot (junior en senior) onderzoeksprojecten, zowel fundamenteel als strategisch [2].

Ten eerste valt op dat de groeiende groep (door het FWO gefinancierde) internationale onderzoekers vooral bestaat uit Europeanen. In 2023 waren zij goed voor 26% van alle onderzoekers, wat neerkomt op 70% van de internationale onderzoekers. Verder zien we dat in 2023 20% van de internationale onderzoekers uit Azië kwam (6,6% van alle onderzoekers). Dit betekent dat slechts 10% van de buitenlandse onderzoekers afkomstig was uit andere delen van de wereld (Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Afrika en Oceanië).

We kunnen ook de samenstelling van de Europese en andere continentale groepen bekijken op basis van gegevens van al het onderzoekspersoneel, gebruikmakend van de VLIR-personeelsstatistieken [4]. Onder de Europeanen vinden we voornamelijk Nederlanders (29% in 2022), Duitsers (21% in 2022), Italianen (14%), Spanjaarden en Fransen (beide 6%). In Azië is de samenstelling als volgt: China (25%), India (23%), Iran (19%) en Turkije (11%). Wat Afrika betreft, komt 19% uit Egypte, terwijl de rest zeer divers is. Uit Noord-Amerika komt 64% uit de VS en 25% uit Canada. In Zuid-Amerika komt 22% uit Brazilië, 19% uit Colombia, en daarna Chili en Ecuador (beide 15%). Voor Oceanië geldt dat 50% afkomstig is uit Australië.

Figuur 2. Verdeling van de nationaliteiten van studenten aan Vlaamse universiteiten en aanvragers van verschillende types FWO-financiering. De studentendata is afkomstig uit Dataloep [5], terwijl de overige data is verstrekt door het FWO-Vlaanderen [2].

Ten tweede blijkt dat deze verdeling ook sterk afhankelijk is van de niveaus van het onderzoekspersoneel. Hoe hoger men in de institutionele hiërarchie kijkt, hoe meer Belgisch het wordt. De professorposities worden nog steeds voornamelijk bekleed door binnenlandse onderzoekers waarbij in 2023 maar 15% van het vast academisch personeel (ZAP) niet-Belg is. [4]. Het Nederlandse academische systeem vertoont dezelfde algemene trend, met een stijging van het aantal internationale onderzoekers op het hoogste niveau (hoogleraar) van 10% tussen 2007 en 2023, tot bijna 24%. Opmerkelijk is dat de andere categorieën van professoren in Nederland een hoger aandeel internationaal academisch personeel hebben: universitair docenten bestaan voor iets meer dan 50% uit internationale onderzoekers, en universitair hoofddocenten voor 36% [6].

Als we kijken naar gefinancierde aanvragen voor FWO-onderzoeksprojecten door professoren, zien we dat het aandeel van internationale aanvragers beperkt blijft (slechts 12%, Figuur 2D). Dit staat in contrast met de samenstelling van onderzoekers die aan het begin van hun carrière staan, zoals de predoctorale en postdoctorale onderzoekers, waar 20% en 50% van de aanvragers internationaal zijn, respectievelijk (Figuur 2B-C). Ook hier is het verrassend hoe weinig onderzoekers vanuit Noord- of Zuid-Amerika, Afrika of Oceanië naar Vlaanderen komen. Ook op het niveau van studenten vinden we voornamelijk Belgen (86%, Figuur 2A), maar hier is het interessant om op te merken dat de niet-Belgische studenten iets meer van buiten Europa komen ipv uit andere Europese landen, wat in contrast is met de onderzoekers.

Deze vaststellingen roepen een reeks vragen op over onderzoeksposities in Vlaanderen. Wat verklaart het gebrek aan evenredigheid in nationaliteit tussen de hogere en lagere niveaus van onderzoeksfuncties? Is het, gezien de consistente opwaartse trends onder PhD studenten, postdocs en docenten, gewoon een kwestie van tijd voordat het beleid om internationale onderzoekers aan te trekken volledig zijn effect heeft – vergelijkbaar met genderverschillen [7]? Of zijn er ook andere factoren – taalkundige, culturele, of immigratiekwesties – die een rol spelen en mogelijke belemmeringen opwerpen voor buitenlanders (binnen of buiten Europa) om hogerop te klimmen in de academische rangen? We kunnen ons ook afvragen hoe we representativiteit in onderzoek moeten interpreteren. Moeten senioronderzoekers of hoogleraren de samenstelling weerspiegelen van junior doctoraatsonderzoekers, de groep postdocs in hun vroege carrière, de universitaire studentengemeenschap, of zelfs de Belgische/Vlaamse samenleving in haar geheel?

We moeten echter ook erkennen dat het registreren van onderzoekers per nationaliteit belangrijke beperkingen heeft in wat het kan onthullen. In plaats van nationaliteit kan het verblijf op het moment van de aanvraag veelzeggender zijn. De huidige classificatie zou bijvoorbeeld een Nederlander die is opgegroeid en onderwijs heeft gevolgd in Vlaanderen registreren als een ‘buitenlandse’ onderzoeker. Omgekeerd zou een Vlaming die al zijn studies in het buitenland heeft voltooid, maar terugkeert voor een postdoctorale onderzoeksbeurs, als een binnenlandse ontvanger worden gecategoriseerd. Evenzo zou een buitenlander die zijn doctoraat in het Vlaamse systeem heeft voltooid en daarna een postdoctoraal mandaat kreeg, nog steeds als extern geregistreerd staan.

Daarnaast biedt de momenteel gerapporteerde informatie slechts een beperkt beeld van het totale onderzoekswerk. Veel niet-Belgen werken in Vlaanderen, vaak op korte termijn en met niet-Belgische financiering. Toch worden veel gastonderzoekers – of het nu predocs in laboratoria of senior professoren op sabbatical zijn – niet officieel geregistreerd als universitair personeel, waardoor hun bijdragen aan het academisch landschap verborgen blijven. Hoeveel gastonderzoekers er precies zijn, blijft een open vraag. Er is ook een groot verschil tussen onderzoekers met een gastbeurs uit eigen land buiten de EU en onderzoekers die in Vlaanderen werken dankzij EU-regelingen die intra-Europese mobiliteit bevorderen.

Het onderzoekslandschap in Vlaanderen is de laatste twee decennia sterk veranderd en zal dat blijven doen. Hoewel de beschikbare gegevens een deel van dit veranderende plaatje onthullen, zijn er meer verfijnde, gedetailleerde analyses nodig om de volledige dynamiek te begrijpen. Daarom is de stroom en transparantie van open data van groot belang voor Vlaamse onderzoeksorganisaties door zulke globale initiatieven zoals door de Research Data Alliance, die de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek zich onlangs bij heeft aangesloten [8].

Toch is het duidelijk dat de Vlaamse academische wereld steeds internationaler en diverser wordt. Dit is een positieve ontwikkeling die bijdraagt aan de verrijking van het academische debat, de uitwisseling van ideeën en de wereldwijde samenwerking in onderzoek – iets wat vandaag benadrukt werd bij de opening van het academiejaar aan de KU Leuven [9]. Het aantrekken van talent van over de hele wereld versterkt de kwaliteit en de impact van het onderzoek dat in Vlaanderen wordt verricht, en toont aan dat de regio een aantrekkelijke plek blijft voor onderzoekers uit alle hoeken van de wereld. 

Paul Michael Kurtz
Jonge Academie 2022-2027
Universiteit Gent

Lendert Gelens
Jonge Academie 2018-2024
KU Leuven

* Hier moet worden opgemerkt dat competitieve financiering van het FWO slechts één deel van het plaatje is, hoewel een significant deel. Er zijn nog andere financieringsstromen om predoctoraal en postdoctoraal onderzoek te ondersteunen, zowel externe fondsen (bv. Europese projecten) als interne universitaire beurzen (bv. BOF), waarvan sommige geen open oproepen tot het indienen van aanvragen vereisen [10].

Referenties:

[1] VLIR personeelsstatistieken, zie VLIR webpage en Academic Compass.
[2] FWO jaarverslagen en Academic Compass.
[3] Rathenau Instituut,Ontwikkeling buitenlands wetenschappelijk personeel en herkomstlanden 
[4] VLIR, Statistische gegevens betreffende het personeel aan de Vlaamse universiteiten, p. 95
[5] Dataloep: zie Dataloep webpage en Academic Compass.
[6] Rathenau Instituut, Aandeel buitenlands wetenschappelijk personeel binnen Nederlandse universiteiten
[7] Academic Compass, Gender (VLIR) 
[8] NWO sluit zich aan bij internationale alliantie rond onderzoeksdata
[9] Radio1, Vlaamse onderhandelaars buigen zich over financiering internationale studenten, rector KU Leuven: “Cruciale spelers in onze kenniseconomie”, Interview De Standaard “Rector KU Leuven scherp voor Vlaams beleid: “Elke poging om meer internationaal talent aan te trekken, stuit op ontmoediging en ontrading”
[10] “Study in Flanders” webpagina en Academic Compass “Financiering for pre-docs and post-docs (VLIR)”

Back to all posts icon left